"Je leeft te veel voor anderen", zeiden ze.
Ik keek op. "Moet dat dan niet?".
Beiden lachtten kort en zeiden dat het inderdaad een deel is van het leven. De klemtoon lag op het woordje deel.
"Leef!", zeiden ze, "Leef, en denk aan jou geluk. Zorg daarnaast ook voor een schouder en een glimlach bij zij die belangrijk voor je zijn. Hou je enkel bezig met de dingen die daartoe bijdragen, de rest doet er niet toe."
"Gelukkig zijn zou je enigste streefdoel moeten zijn. Wens ervoor bij elke kaars die je uitblaast en bij elke wimper die uitvalt. Maar ga er vooral zelf voor, en maak je niet druk in zaken die eigenlijk helemaal niet belangrijk zijn."
Ik keek naar de lucht. Het klonk eenvoudig en logisch genoeg.
"Vertrouw ons nu maar, we weten waarover we spreken", zeiden ze nog met een knipoog.
Ik werd wakker en zag Evelyne uit de badkamer komen en de slaapkamer inwandelen. Ze kuste mijn voet die onder het donsdeken uitstak. Een glimlach verscheen op mijn gezicht en ik bood ook de andere voet aan.
Mijn grootvaders spreken nog geregeld tegen me.
En ik luister.