Enkele van mijn vrienden vroegen me of ik gisterenavond om 23u mee wou samen komen met de rest van de gebruikelijke groep om te zeggen wat er nu met hem aan de hand is. Tijdens de drie uren die resteerden, waarvan elke tik die de secondewijzer in mijn hoofd maakte als een moker klonk, schoten alle scenario’s door mijn hoofd. Wat zou er met hem zijn? Is het dan zo ernstig dat het niet over telefoon kan? Is dit een grap? Met mijn starende ogen die aan iedereen duidelijk wisten te zeggen dat ik gedurende enkele uren niet daar was, had ik alle oppervlakten in de ruimte al meerdere malen grondig bekeken. Toch zou ik begot niet weten wat er allemaal stond. Ik praatte lege woorden, om toch maar enig sociale inspanning te verrichten. Langzaam, op kousevoetjes naderde het uur. 22u30. Ik keek naar haar en zij beantwoordde mijn blik met bevestigende ogen dat we maar beter zouden vertrekken.
Voor de deur worden wapens als humor en schijnheiligheid afgegeven. Enkel jij in de meest natuurlijke vorm mag binnen. De poortwachter die enkel ik zie, kijkt met gemoedelijke ogen naar me en knikt dat ik binnen moet. Ik open de deur en kijk rond in het café dat ik zo gewoon ben. Alles is wazig. Buiten dat ene groepje. Ik haast me naar hen toe maar zij zijn niet diegene die ik de andere keren daar altijd ontmoet. Ze lijken er wel op, maar zijn anders. Ik kijk naar mezelf en zie hoe ook ik plotseling vele jaren ouder ben. Ik draai me om en zie de poortwachter door de glazen deur naar binnen staren. Hij kijkt me recht aan. Mijn vrienden begroeten me.
Toen ze het me vertelden reageerde ik niet. Het was alsof mijn hersenen ter beveiliging waren afgezet om zo druppel per druppel het te laten binnensijpelen. Zelfs op het moment van schrijven denk ik niet dat de volledige inhoud al is aangekomen. Het staren kwam terug. Ik voelde haar hand op mijn rug en sloot even mijn ogen. Ik nam haar hand. Ik keek rondom me, naar iedereen die ik zo goed ken. Lege blikken keken in mijn leegheid. Hoewel ik me realiseerde dat er nog geen echte reden is tot paniek, voelde ik mezelf leeglopen en mijn oogleden vechten als een dam. Ik fluisterde tegen de vriend waar ieder van ons nu wou naast staan: “Vecht, Leeuw.”
Verse pinten werden besteld en gezond verstand kwam terug. “Hij kan de Tour nog winnen.” Schuine glimlachjes vormden zich op de gezichten. Ik was moe. Uitgeput. Ik nam afscheid en reed met nog steeds hetzelfde staren in mijn ogen over de Leien.
“De Ammantunnel is terug open.”
“Ahzo.”
Het enige wat ik nog kan is leeg praten. Thuis aangekomen kruip ik dicht tegen haar aan. Er hangen 46 sterren aan mijn plafond. Althans dat denk ik, want na 8 vergat ik telkens weer voort te tellen.
Eergisteren werd een van mijn beste vrienden geopereerd aan teelbalkanker.
Ik denk aan je.
2 replies on “Ze zullen hem niet temmen”
Thx dude!
Thx dude!